We kunnen onszelf grofweg verdelen in ‘einzelgängers’, mensen, die meer op zichzelf georiënteerd zijn, of ‘symbioten’, mensen die meer op de relatie georiënteerd zijn. Dit bedoel ik niet als afwijzende benamingen, want in ieder zijn kwaliteiten verborgen (maar ook beperkingen). De op zichzelf georiënteerde heeft sterker zijn* ‘rugkwaliteiten’ ontwikkeld, d.w.z. het vermogen om alleen te staan (de rug is sterk en zit aan de achterkant): begrenzen, eigen mening hebben en uiten, je eigen ik-ontwikkeling vormgeven, helderheid, creativiteit, e.d.. Vrijheid staat hoog in het vaandel. Ze zullen anderen ook gemakkelijk vrij kunnen laten over het algemeen.
De symbiotisch georiënteerde heeft sterker haar* ‘buikkwaliteiten’ ontwikkeld, dat wil zeggen die kwaliteiten waarmee je in verbinding kunt zijn (de buik is zacht en zit aan de voorkant): samenwerken, inleven, meedenken, overleggen, luisteren, compassievol en empathisch zijn, e.d.. Verbinding is de hoogste waarde. Anderen mogen bij hen komen.
In een gebalanceerde situatie heeft iemand zijn rug- en buikkwaliteiten evenredig sterk ontwikkeld en staan ze met elkaar in verbinding. Je kunt dan je eigen mening of wens communiceren, en daarin die van de ander betrekken als zijnde even belangrijk. Of je kunt je dan inleven in de ander, met behoud van je eigen grens. In de situatie waarin iemand zijn sterke rugkwaliteiten niet heeft verbonden met zijn – vaak zwakkere – buikkwaliteiten, ontstaat er verharding, afwijzing en egoïsme: de ‘einzelgänger’. Indien iemand zijn sterke buikkwaliteiten niet heeft verbonden met zijn zwakkere rugkwaliteiten, ontstaat er vervloeiing, aanpassing, slapte, als een dweil: de ‘symbioot’.
Hoe is het ontstaan
Er zijn in de vroege ontwikkeling en opvoeding van het kind factoren aan te wijzen, die meespelen bij het ontwikkelen van deze twee tegengestelde geaardheden. Als het kind afgewezen of niet gezien is geweest op zijn ‘vorm’, zijn unieke aard, óf in zijn vorm geclaimd is geweest door de verzorgende ouder(s), zal iets in hemzelf zich terugtrekken om deze vorm alsnog te bewaren, te consolideren. Er ontstaat een optrekkende beweging en een verharding. Het kind zal zich moeten onttrekken aan contact om zijn eigen vorm te bewaren. Bovendien zal hij ‘moeten’ geloven dat hij beter is dan een ander om ‘te overleven’, terwijl de diepe overtuiging dat hij niet goed genoeg is, die in deze situatie ontstaat, verborgen blijft. Iedere kritiek en ieder appèl op verbinding zal hij zien als zeer bedreigend en kan hij hard afstoten. Dit is een afweer tegen de kwetsing van het niet gezien zijn: de op zichzelf gerichte ontwikkeling.
Als het kind geen goede hechting, of verbinding met de moeder heeft gevoeld, zal hij er op uit gaan om die verbinding alsnog te gaan krijgen, er is een sterke behoefte aan eenheid. Er moet contact zijn om te overleven en zo ontstaat soms levenslange afhankelijkheid. De vorm wordt dan in deze beleving ondergeschikt gemaakt aan het dringend gewenste en noodzakelijke contact: er ontstaat het patroon van aanpassing. Er is een neergaande (en eigenlijk een zichzelf kleinerende) beweging om steeds maar contact te voelen, ten koste van de eigen grenzen, helderheid en kracht. Ieder appèl op het op eigen benen staan, zelfstandigheid, wordt gevoeld als bedreigend en kan sterk verzet oproepen. Dit is een afweer tegen de leegte van de contactloosheid en symbiotisch.
De wisselwerking
Echter in de ‘einzelgänger’ zit een diep verlangen naar verbinding, maar dan vanuit vrijheid. En in de ‘symbioot’ zit een diep verlangen naar vrijheid, maar dan vanuit de verbinding. Maar als dit onbewust blijft, zullen partners in hun relatie deze twee neigingen vaak tegen elkaar uitspelen. Als dit sterk uitvergroot wordt, zullen de specifieke angsten en de verlangens bij beiden getriggerd worden. De meer symbiotisch geneigde partner zal zodanig verbinding zoeken, bijvoorbeeld door bevestiging te vragen of zich aan te passen, dat het de ander juist afstoot, wat hij met afwijzingen of afstandelijkheid zal laten blijken, en de angst van de ‘symbioot’ voor contactverlies bewaarheid wordt. De meer op zichzelf gericht geneigde partner zal zo op zijn vrijheid gebrand zijn, door bijvoorbeeld zonder overleg zijn eigen dingen te doen of de ander om kleine dingen af te wijzen, dat de kans groot wordt, dat de partner hem juist gaat claimen en bedelen om liefde en dus de angst van de ‘einzelgänger’ voor verlies van vorm en vrijheid geactiveerd wordt.
Als je als onbewuste ‘symbioot’ naarstig probeert de ander vrij te laten, zal het toch niet werken! Want daaronder zit boosheid en het sterke verlangen naar bevestiging (Kijk eens hoe goed ik je vrijlaat!) en samenzijn. De onderlaag blijft afhankelijkheid en dat roept irritatie op. Op die onder-liggende laag reageert de ander meestal sterker, dan op woorden, hoe hard je als symbioot ook roept: ‘Je bent helemaal vrij hoor!’ Als je daarentegen als onbewuste ‘einzelgänger’ enorm je best doet om het goed te doen, zal de ander toch niet tevreden zijn! Want er is in dat je-best-doen geen gevoels-matig contact met de ander en dat is waar het de ander nou juist om gaat. Bovendien wordt er door de partner bijna onvermijdelijk met teleurstelling gereageerd op de onderlaag van de ‘einzelgänger’, namelijk het lage zelfbeeld. En dat geeft bij beiden verdriet. Je doet zo je best, waarom werkt het dan niet?
Wat is er dan nodig?
Voor de ‘einzelgänger’: de pijn voelen van het niet gezien zijn in je uniciteit, je anders zijn, je kwaliteiten. Dus: zakken en voelen. Je vorm opgeven, het even niet meer weten, toegeven, loslaten van je rigide standpunten, loslaten van al die opgetrokken energie, kwetsbaar en ‘zwak’ durven zijn door dat te laten zien aan de ander. Durf je ‘vrijheid’ los te laten door echt naar de ander te luisteren.
Voor de ‘symbioot’: de pijn voelen van de contactloosheid, in de leegte daarvan durven zijn, waar laten zijn dat je tekort gekomen bent. En van daaruit je ‘vorm’ neerzetten naar de ander toe: zeg wat je van de relatie vindt, wat je nodig hebt, wat je niet bevalt, wat je wel en niet wilt, enz. Durf in die zin de ‘eenheid’ los te laten door in je eigen kracht te gaan staan.
Tip voor de partner van de ‘einzelgänger’: geef waardering of een complimentje (en die is altijd te vinden!), het ontspant vaak meteen. De defensie zakt weg en er is weer meer contact mogelijk.
Tip voor de partner van de ‘symbioot’: stel met oprechte interesse een persoonlijke vraag! Dat ontspant, want je maakt dan een ‘brug’ en dat geeft het gevoel van (herstel van) verbinding.
Dat dit niet eenvoudig is, moge duidelijk zijn. Er kan van beiden een behoorlijke ‘bewustzijns-inspanning’ gevraagd worden om uit deze vroeg ontstane patronen te komen. Mildheid en geduld zijn naast helderheid, moed en humor hard nodig in dit proces. En veel communiceren! Maar de beloning is groot: het maakt de ‘einzelgänger’’ zachter en de ‘symbioot’ zelfstandiger en dus beiden meer heel. Vanuit deze posities zijn er toch pas werkelijk liefde en vrijheid mogelijk? Liefde kan alleen gedijen in vrijheid. Vrijheid is alleen vrijheid binnen het kader van een liefdevolle verbinding.
* Hij en zij is vrij gebruikt en kan natuurlijk omgekeerd worden.
Liesbet Scager, juli 2017